top of page
rogier met orgel selfie 1000x.png

Ochtendconcert

zondag 6 april
11.00 uur
Van Houtenkerk

CMW_logo_roodgeen kop cello 217x463.png

terugblik

Concert zonder pauze; vooraf koffie/thee

Onder voorbehoud van wijzigingen.

Programma

1. Samuel Barber

‘Sure on this shining light’

Koor en piano

2. Franz Schubert

‘Der Leiermann’ uit Winterreise D.911

 

3. Jacob van Eyck

‘O Slaep, O Zoete Slaep’, NVE 70 voor blokfluit

4. Camille Saint Saëns

‘Calme des Nuits’ op. 68

koor

5. Karol Szymanowski

Viool en piano

Uit ‘Mythes’ op. 30

-La fontaine d’Arethuse

 

6. Franz Schubert

Nacht und Träume

Piano en altviool

7. Béla Bartók

An evening in the village

Hobo en piano

 

8. Richard Strauss

‘Die Nacht’ gearrangeerd voor koor en strijkers

​​

9. Arvo Pärt

‘Für Alina’ voor glasorgel

 

10. Thea Musgrave

Uit Night Windows: “Loneliness’ Hobo en piano

11. Arvo Pärt

Pari Intervallo voor glasorgel

12. Erik Esenvalds

'Stars' voor kamerkoor

In samenwerking met kamerkoor Victoria olv Robert van der Vinne

Toelichting bij dit concert:

Samuel Barber, ‘Sure on this shining night’ voor koor en piano Samuel Barber (1910-1981) is bekend vanwege zijn instrumentale muziek (voor orkest en kamermuziek ensembles), maar ook vanwege de grote hoeveelheid vocale muziek van zijn hand, voor solozang en voor koor. Veel van de meer dan 100 werken die hij schreef voor zang en piano zijn nog niet eens gepubliceerd. Sure on this Shining Night is een deel van zijn Four Songs (Op.13). Dit koorlied is een graag uitgevoerd en populair werk geworden. Uit het hele lied spreekt Barber’s gave voor het componeren voor zangstem. Lyrische melodielijnen klinken, soms vervlochten in canon, boven de sobere akkoorden van de piano. Het lied heeft een tijdloze schoonheid, waarin met eenvoudige middelen de ontzagwekkende uitgestrektheid van het heelal wordt gesuggereerd. Het eindigt kalm, de stemmen zingen de laatste versregel als één, en de piano speelt het slotakkoord. De tekst is gebaseerd op een gedicht van Barber’s goede vriend, de dichter James Agee, en komt uit diens eerste bundel Permit Me Voyage. Sure on this shining night / of starmade shadows round, / kindness must watch for me / this side the ground. / The late year lies down the north. / all is healed, all is health. / High summer holds the earth. / Hearts all whole. Sure on this shining night / I weep for wonder / wandering far alone / of shadows on the stars. Franz Schubert,‘Der Leiermann’ uit Winterreise D.911 Franz Schubert (1797-1828) is één van de grondleggers van het kunstlied; zijn laatste cyclus, Die Winterreise, is het hoogtepunt van zijn liederencomposities. Het is een op muziek gezette selectie van gedichten uit een bundel (1823/24) van Wilhelm Müller. De cyclus is opgezet als een eenzame reis door de winterkou van iemand die is gaan zwerven na een verbroken liefdesrelatie. De verteller/zanger gaat door uiteenlopende stemmingen, soms peinzend of vragend, twijfelend of ironisch, dan weer berustend en verzoend met de naderende dood. Op zijn zwerftoht komt hij allerlei elementen van het winterlandschap tegen, zoals stille dorpjes, sneeuw, ijs, ook kraaien en raven. De enige mens die hij ontmoet is de man met het draaiorgeltje, in het laatste lied: Der Leiermann. Buiten het dorp staat deze orgelman in de kou, en draait met van kou verdoofde vingers aan zijn orgeltje. Niemand luistert naar hem, zijn centenbakje blijft leeg, zijn enige gezelschap zijn een paar grommende honden. Dan stelt de “ik” van het lied hem voor om samen verder te trekken, en wil dan de orgeldraaier zijn liederen begeleiden? In Schubert’s liederen doet de piano veel meer dan alleen begeleiden, en schildert met klank de omgeving waar de reiziger doorheen trekt. Der Leiermann wordt ingeleid door een eentonig wijsje in de piano, een soort bourdon, een imitatie van de klank van een draailier. De melodie van de zangstem neemt de wat treurige eentonigheid over. Jacob van Eyck,‘O Slaep, O Zoete Slaep’, NVE 70 voor blokfluit Jacob van Eyck (1590-1657) was in zijn tijd vooral bekend als beiaardier. Hij was blind, maar begenadigd met een bijzonder scherp gehoor. Als jongeman leerde hij spelen op de beiaard, en ook verdiepte hij zich in de mechaniek van het klokkenspel en het stemmen van de klokken .Vanuit zijn geboorteplaats Heusden in Brabant ging van Eyck naar Utrecht, en werd al snel beiaardier van de Dom. Wat later werd hij Directeur van de klok-werken tot Uitrecht, en had daarmee de verantwoordelijkheid voor alle belangrijke klokken in de stad. Geleerden uit zijn tijd roemden hem om zijn scherpe inzicht in de fabricage en het stemmen van klokken. Constantijn Huygens droeg zijn gedrukte geschriften op aan Van Eyck. Het is wel leuk om te vermelden dat Van Eyck veel samenwerkte met de gebroeders François en Pieter Hemony, beroemde klokkengieters, afkomstig uit Lotharingen. De broers Hemony hebben heel wat carillons voor kerken in Nederland gebouwd. Het carillon van de Grote Kerk in Weesp bestaat uit 38 klokken waarvan dertien klokken door Pieter Hemony in 1671 gegoten zijn. Een Hemony wordt nog altijd beschouwd als de Stradivarius onder de carillons. Tegenwoordig is van Eyck vooral bekend als componist van blokfluitmuziek. Blokfluit spelen was een hobby van hem, maar hij deed dat zo virtuoos, dat de stad Utrecht hem vroeg om blokfluit te spelen voor de ‘wandelende luijden’ op het Janskerkhof. Hij kreeg de bijnaam “De Stichtse Orpheus”. Zijn improvisaties zijn genoteerd in de beroemde bundel Der Fluyten Lusthof. De bundel (waarvan ook nog een tweede deel verscheen) bevat zijn variaties over bekende melodieën uit Frankrijk, Italië of Engeland, zoals ze in de vele liedboekjes in die tijd bekend waren. Eén van die variaties is O Slaep, O Zoete Slaep. Camille Saint Saëns, ‘Calme des Nuits’ op. 68 voor koor Camille Saint Saëns (1835-1921) groeide op in een stimulerend milieu. Hij was een uitzonderlijk begaafd kind. Nog geen 4 jaar oud, schreef hij zijn eerste muziekstukjes. Op zevenjarige leeftijd kreeg hij piano- en orgelles. Toen hij dertien jaar was werd hij toegelaten op het Conservatorium van Parijs. Zijn eerste symfonie schreef hij toen hij 18 jaar was. In de loop van zijn leven schreef hij ook veel vocale muziek – liederen en opera’s, een Requiem voor koor en groot orkest, oratoria, en mottetten. In 1882 componeerde hij twee stukken voor koor: Calme des nuits en Les fleurs et les arbres. Zijn muziek daarbij illustreert op diepzinnige manier de tekst (die St. Saëns zelf schreef). In Calme des nuits komen heel veel lange noten voor, en de dynamiek is vrijwel ononderbroken piano, pianissimo. Het contrast tussen de kalmte en stilte van de donkere nacht en de schittering van de zonnige dag (bij “L’éclat du soleil”) is indrukwekkend. Het stuk sterft tenslotte uit in een volkomen rustig niets (wanneer immers gezongen wordt: “Alleen de dichter wordt gegrepen door de liefde voor rustige zaken”). Calmes des nuits, fraîcheur des soirs, vaste scintillement des mondes, grand silence des antres noirs, vous charmez les âmes profondes. L’éclat du soleil, la gaité, le bruit plaisent aux plus futiles; le poète seul est hanté par l’amour des choses tranquilles. Karol Szymanowski, La fontaine d’Arethuse, uit ‘Mythes’ op. 30 Karol Szymanowski (1882-1937) werd geboren op het landgoed van zijn familie, in het gouvernement Kiev, destijds onderdeel van Polen. Zijn eerste muzieklessen kreeg hij van zijn vader. Na zijn muziekstudie in Warschau (1901-1904) reisde hij rond in Europa, en maakte kennis met de laatromantische muziek van componisten als Brahms, Wagner, Strauss, en Reger, maar ook met het impressionisme van Debussy en Skriabin. Szymanowski componeeerde Mythes in samenwerking mat de violist Pawel Kochanski, die de première speelde in 1916, met Szymanowski zelf aan de piano. De componist verklaarde vaak dat hij samen met Kochanski een nieuwe stijl van vioolspelen had geschapen, een nieuw idioom. Szymanowski heeft grote invloed gehad op componisten als Bartók en Prokoviev. Deze laatste zocht na het horen van Mythes meteen contact met Kochanski, om met hem te overleggen over zijn vioolconcert. Drie verhalen uit de Griekse mythologie zijn onderwerp van de drie toondichten van Mythes. Het eerste deel, La fontaine d’Arethuse, is geïnspireerd door het verhaal over de nimf Arethusa die achtervolgd werd door de riviergod Alpheus, en tenslotte in een bron veranderde. Eerst zingt de viool rustig en in heel hoge registers, terwijl de piano daaronder zachtjes murmelt. Beide instrumenten worden dan ingezet voor fascinerende, en extreem gecompliceerde passages die opbouwen naar een uitbarsting (de achtervolging?). Gevarieerde herhalingen van de openingspassage lopen uit op tremolo’s en glissando’s van de viool en een reeks trillers die verstild eindigen in het niets. Uit deze compositie met zijn vloeiende, sprankelende klankbeelden en de verfijnde kleuring van de instrumenten blijkt de invloed van de Franse impressionisten. Maar in Szymanowski’s handen komt dat impressionisme op een heel eigen manier tot uitdrukking.. Franz Schubert, Nacht und Träume voor piano en altviool De beeldspraak van “nacht” en “dromen” was, evenals van “verlangen”, “liefde”, “eenzaamheid”, en “dood” een essentiëel element in de kunst van de romantiek. Het korte gedicht over nacht en dromen van Matthäus von Collin inspireerde Schubert tot dit romantische lied. Hij componeerde dit vermoedelijk in 1822, toen de eerste verschijnselen van zijn ziekte zich al aandienden. Het arrangement voor altviool, met daarbij Schubert’s wiegende pianopartij, maakt er een sereen en dromerig “Lied ohne Worte” van. Bela Bartok, ‘An evening in the village’ voor hobo en piano Bela Bartók (1881-1945) begon al vroeg in zijn carrière traditionele volksmuziek te verzamelen en te bewerken. In 1905 ontmoette hij Zoltan Kodály. Samen reisden ze naar afgelegen dorpen om Roemeense, Slowaakse en Hongaarse volksmelodieën, -liederen en -dansen te verzamelen. In 1908 schreef Bartók Tiz könnyũ zongoradarab (“Tien makkelijke pianostukjes”), waarvan An Evening in the Village nummer 5 is. Hij speelde dit stuk graag zelf tijdens recitals; in een interview legde hij uit dat dit een “originele, eigen compositie” was, “met thema’s die ik zelf heb bedacht”, … “de thema’s zijn in de stijl van Hongaarse en Transsylvanische volksmelodietjes. Er zijn twee thema’s die elkaar afwisselen. Het eerste is in een parlando-rubato ritme en het tweede is in een dansant ritme; dit tweede thema is min of meer een imitatie van een boer die fluit speelt”. Het geliefde stuk is voor allerlei instrumenten gearrangeerd. Peter Pongracz, een landgenoot en bekende van Bartók, arrangeerde het als eerste voor hobo en piano. Richard Strauss, ‘Die Nacht’ gearrangeerd voor koor en strijkers Richard Strauss (1864-1949) is vooral bekend om zijn opera’s en symfonische toongedichten, maar hij heeft ook zijn hele leven liederen geschreven. In 1885 componeerde hij acht liederen op gedichten van Hermann Gilm. Het derde daarvan is Die Nacht, voor tenor of bariton en piano. Het lied is nu te horen in een arrangement voor koor en strijkers. De tekst is doortrokken van siddering en angst. De angst dat de nacht niet alleen alles wat het daglicht glanzend, lieflijk en vertrouwd maakt wegneemt, maar ook de geliefde zal stelen. De dichter smeekt zijn geliefde om dichtbij hem te komen (“Seele an Seele”), bang als hij is dat de nacht haar ook steelt. Strauss heeft in zijn lied die atmosfeer van het gedicht treffend verklankt, ook hoe aan het begin het langzaam komen aansluipen van de nacht wordt uitgebeeld in de muziek, waarna gaandeweg de zang en de begeleiding heftiger en sensueler wordt. Aus dem Walde tritt die Nacht, / Aus den Bäumen schleicht sie leise, / Schaut sich um in weitem Kreise, / Nun gib Acht! Alle Lichter dieser Welt, / Alle Blumen, alle Farben / Löscht sie aus und stiehlt die Garben / Weg vom Feld. Alles nimmt sie, was nur hold, / Nimmt das Silber weg des Stroms / Nimmt vom Kupferdach des Doms / Weg das Gold. Ausgeplündert steht der Strauch: / Rücke näher, Seel’ an Seele, / O die Nacht, mir bangt, sie stehle / Dich mir auch. Arvo Pärt, ‘Für Alina’ voor glasorgel (Zie voor informatie over het glasorgel de toelichting bij het Late Night concert van vrijdag 4 april). Arvo Pärt werd geboren in Estland in 1935, in de periode van de Sovjet overheersing. Hij geldt als één van de belangrijkste componisten van deze tijd. Hij studeerde aan het conservatorium van Tallinn. In zijn eerste composities zijn invloeden van Bartók, Prokovjev en Shostakovitch te horen. Ook gebruikte hij de twaalftoonstechniek van Schönberg, wat hem op kritiek van het Sovjetregime kwam te staan. Hij kwam ook in conflict met het regime door de religieuze muziek die hij schreef nadat hij was toegetreden tot de Russisch-orthodoxe kerk. Hij bleef experimenteren en zoeken; tenslotte trok hij zich voor lange tijd terug, en ging oude middeleeuwse en renaissance muziek bestuderen. Uiteindelijk ontdekte hij zijn geheel eigen stijl van componeren, die hij zelf “tintinnabuli” stijl noemde (tintinnabuli is Latijn voor “klokjes”): muziek die klinkt als het geluid van klokken of bellen. Deze muziek wordt gekenmerkt door simpele harmonieën, vaak ook door enkele noten of drieklanken, die volgens de componist als bellen of klokjes klinken. Arvo Pärt verliet Estland in 1980 en woont sinds 1981 in Berlijn. Het korte pianostuk (nu op glasorgel gespeeld) Für Alina is het eerste werk dat Pärt in 1976 na veel jaren van creatieve crisis schreef in zijn nu ontdekte tintinnabuli stijl. Er is geen maatsoort voorgeschreven, de noten van de melodie worden steeds langer, om daarna weer ingekort te worden. De toehoorder ervaart ook belangrijke stilstanden in de muziek, als een soort bezinning. De componist geeft als aanwijzing voor de uitvoering: “Ruhig, erhaben, in sich hineinhorchend’. Er gaat een meditatieve rust uit van deze muziek. Thea Musgrave, Uit Night Windows: “Loneliness’ voor hobo en piano Thea Musgrave is een Schotse componist, geboren in1928, in Edinburgh. Ze studeerde aan de universiteit van Edinburgh, en daarna in Parijs bij Nadia Boulanger. Ook heeft ze gestudeerd bij Aaron Copland. In 1970 werd ze gasthoogleraar aan de universiteit van California, Santa Barbara, en raakte meer en meer betrokken bij het muziekleven in de Verenigde Staten, waar ze sinds 1972 bleef wonen. Van 1987 tot 2002 was ze distinguished professor in Queens College, aan de City University of New York. Ze schreef veel opera’s, werken voor muziektheater, en composities voor orkest. In 2008, ter gelegenheid van haar 80ste verjaardag, werden premières uitgevoerd van een groot aantal van haar composities. In 2018, tegelijk met haar 90ste verjaardag, werd werk van haar uitgevoerd tijdens het Edinburgh International Festival. Thea Musgrave is een gewaardeerd collega en docent. In antwoord op een vraag van een interviewer over wat het betekende om een vrouwelijke componist te zijn, zei ze: “Yes I am a woman, and I am a composer. But rarely at the same time”. Ze gaf toe dat een componistencarrière niet altijd makkelijk is. Toen iemand van de BBC haar vroeg wat ze jonge componisten zou aanraden zei ze: “ Don't do it, unless you have to. And if you do, enjoy every minute of it.” Bij haar compositie Night Windows gaf de componist zelf deze toelichting: Walking down a darkened street it’s hard to resist looking in through lighted windows and catching a glimpse of other people’s lives. The imagination lingers… Night Windows is the title of a painting by Edward Hopper of a scene in one such lighted window. However the scenes in this work – though reflecting something of all the loneliness in so many of the Hopper paintings – are all imaginary: highly charged emotional moments. Loneliness: Anger: Nostalgia: Despair: Frenzy. The work was commissioned by the International Double Reed Society and it is dedicated to Nicholas Daniel. Arvo Pärt, Fratres voor glasorgel Net als het hiervoor uitgevoerde Alina hoort Fratres (“Broeders”) bij de eerste werken die Pärt schiep direct nadat hij zijn tintinnabuli stijl had ontdekt. Het driedelige werk is gecomponeerd om op verschillende instrumenten uitgevoerd te worden. Dit is mogelijk omdat het muzikale materiaal niet is gebonden aan het timbre van een specifiek instrument. Dit was ook gebruikelijk in Middeleeuwse - en Renaissance-muziek, die Pärt intensief had bestudeerd voordat hij zijn eigen stijl had gevonden. Fratres is een set variaties, die van elkaar gescheiden zijn door slagwerk-achtige motieven. Door het hele stuk heen is een terugkerend motief te horen dat telkens in een andere octaaf klinkt. Typerend voor Pärt is de ogenschijnlijke eenvoud van de compositie, die toch aan strikt mathematische regels onderworpen is, regels die de beweging van de verschillende stemmen, de lengte van de melodie en van de frasen en maatsoorten bepalen. Ēriks Ešenvalds, ‘Stars’ voor kamerkoor Ēriks Ešenvalds (geboren 1977) is een jonge Letse componist, die met zijn vernieuwende composities al veel prijzen heeft gewonnen. Hij brengt een buitenaards geluid in zijn muziek teweeg, door het toepassen van bijvoorbeeld gestemde wijnglazen (zoals in Stars), of in andere composities met de hand bediende klokjes of Tibetaanse klankschalen. Zo weet hij beelden uit de natuur als het Noorderlicht, of vulkanen, levendig in klank te vatten. Stars, dat Ešenvalds in 2011 schreef voor de Salt Lake Vocal Artists/Salt Lake Choral Artists, is de toonzetting van een gedicht uit 1920, van Sara Teasdale (1884-1933). De gestemde glazen zijn een constante aanwezigheid in dit stuk. Ze leiden het stuk in, en zijn voortdurend een glinsterende begeleiding bij de glanzende eenvoud van de gezongen tekst. Het in sterkte op-en-neer gaan van de stemmen, steeds begeleid door de dicht op elkaar liggende akkoorden van de glazen, geeft de luisteraar een gevoel van zweven. Het werk eindigt met een kort tussenspel van de glazen, tot de stemmen allemaal samen wegsterven in een laatste akkoord. Men heeft Ešenvalds wel één van de leidende componisten in het voortbrengen van “muzikale mystiek” genoemd, en de compositie Stars ondersteunt dat idee inderdaad. Alone in the night’ / on a dark hill / with pines around me / spicy and still, And a heaven full of stars / over my head / white and topaz / and misty red; Myriads with beating / hearts of fire / The aeons / cannot vex or tire; Up the dome of heaven / like a great hill / I watch them marching / stately and still. And I know that I / am honored to be / witness of so much majesty.

Ochtendconcert nr 2 6-4-2025.jpg
Ochtendconcert 6-4-2025.jpg
bottom of page